Vervolg van ‘de zaak Ciere’

In onze rubriek ‘Bledders met veters’ dit keer weer een inkijk in de notulen van de bestuurs- en ledenvergaderingen in de eerste jaren na de oprichting in 1914.

Als pas opgerichte club komen logischerwijs zaken als tenues, materialen, speelveld, financiën, organisatie en ‘ledenkwesties’ op de agenda van de vergaderingen. Aan de financiële handel en wandel van de nog jonge club hebben we in de vorige editie van deze rubriek aandacht besteed, evenals aan de ‘zaak Ciere’. Dit handelt om een speler die aanwezig is bij een wedstrijd van UVS 3 en vervolgens zijn clubgenoten te hulp schiet door ‘op doel’ te gaan staan omdat UVS een speler tekort heeft. In zijn zondagse pak nota bene! Het bestuur neemt deze actie van ‘doelman’ Ciere hoog op, maar de grapjas ontsnapt aan een royement.

Dit soort incidenten, soms ernstig van aard, soms komisch en anekdotisch, komen met de regelmaat van de klok voor en bezorgen het toenmalige bestuur de nodige hoofdbrekens. De daaruit dikwijls voortvloeiende royementen zijn een smet op het blazoen van de nog jonge, enthousiaste vereniging, waarmee het sportief juist wel voor de wind gaat. De incidenten doen bovendien geen recht aan de naam van de club (Uit Vriendschap Saâm).

De zaak Ciere blijkt overigens hardnekkiger te zijn dan gedacht:

Het bestuur ziet na het ‘zondagse pak incident’ nog geen aanleiding Ciere te royeren.

Een paar maanden later echter wordt Ciere alsnog zijn lidmaatschap ontnomen, omdat hij als keeper onreglementair uitkomt in de wedstrijd U.V.S. 3 – De Hugenoot. De captain van U.V.S. 3, schuldbewust als hij is, neemt vervolgens ontslag als aanvoerder. Korte tijd later wordt het royement van Ciere toch weer ingetrokken.

In het verslag van de ledenvergadering van 21 juni 1919, gehouden in café Mobilia, duikt de naam Ciere, inmiddels doelman van het eerste elftal, plotseling weer op:

‘Ciere heeft een wedstrijd niet meegespeeld omdat hij bang was dat zijn goed stuk gesneden zou worden. Dit werd niet door iedereen op prijs gesteld aangezien er een toezichthouder was’.

Als er in augustus wederom gedoe is over het gedrag en de houding van Ciere ziet hij nu zelf ook in dat hij niet goed bezig is en belooft hij het bestuur beterschap. Hij maakt zich zelfs verdienstelijk voor de club door samen met H. Swanenburg de palen te heien voor een huisje (kleedruimte) op het terrein, dat verplicht is in verband met de naderende toetreding van UVS in 1920 tot de Nederlandse Voetbalbond (NVB). Voor deze inspanningen krijgt Ciere na een ledenvergadering een geschenk aangeboden.

De relatie Ciere-UVS komt echter toch nog tot een einde. Uit de bestuursvergadering van 16 december 1921:

‘Geval Ciere: heeft tijdens  de wedstrijd U.V.S. – Vlaardingen voor de laatste staan schreeuwen en aanmoedigen. Wangedrag! Voorstel om te royeren’.

Klaarblijkelijk heeft Ciere inmiddels de nodige vrienden en medestanders binnen de club, want het voorstel tot royement wordt door de leden niet gesteund. Oud-doelman Ciere neemt de regie nu zelf in handen en verschijnt op 10 april 1922 op de bestuursvergadering om tekst en uitleg te geven. Het bestuur hoopt dat Ciere blijft (?), maar na een ‘uitvoerige woordenwisseling’ bedankt hij als lid van UVS. Zijn dossier kan worden gesloten!

Tot zover dit memorabele incident. Het is zomaar een voorbeeld van een voorval waarmee besturen van verenigingen te maken hebben en die schade kunnen aanrichten aan het imago en de goede naam van een club. Mits er zorgvuldig en adequaat wordt opgetreden of ingegrepen.

Het bestuur van UVS, dat aan de financiële huishouding haar handen vol heeft, beseft dit maar al te goed en richt zich daarom in de jaren na de oprichting in 1914 regelmatig tot de leden, met name tijdens de ledenvergaderingen en later in het cluborgaan, met de boodschap de club naar buiten toe positief, sportief, met trots, maar vooral correct uit te dragen.  

Zoals secretaris C. Haneveld bij de afsluiting van de ledenvergadering op 2 maart 1921:

‘Het is de plicht van ieder zelfgeaard (bedoelt waarschijnlijk rechtgeaard) U.V.S. lid , dat vooral op de spelers den duren plicht rust om de blauw-witten kleuren te doen zegenvieren, met als logisch gevolg, dat zij aan hun vereeniging verplicht zijn om te zorgen dat zij op de wedstrijddag in uitstekende conditie zijn en zich niet te buiten gaan, vooral geen sterken drank moeten drinken, vooral niet op het veld in het bijzijn van de ontvangende partij, daar dit een schande zou zijn voor onze smetlooze blauw-witte kleuren’.

Het lijkt erop dat de leden zich de toespraak van Haneveld goed in de oren hebben geknoopt, want in het jaarverslag over 1921 merkt de secretaris ondermeer op:

‘Dat bij UVS de sport om de sport gespeeld wordt, hebben wij in de zomer van 1921 bewezen door op Noordwijkerhout bij de RK Voetbalclub de voetbalsport te propagandeeren. Wat hebben we daar een aangename uren doorgemaakt en ik hoor al menigeen zeggen of vragen, wanneer gaan wij daar weer naar toe? De vereeniging doet ons sijmbool Uit Vriendschap Saam geen oneer aan want overal waar Blauw-Wit verschijnt is er vriendschap en plicht, en het is ook de hoogste wensch van het Bestuur dat in ’t volgende jaar alle leden en spelers schouder aan schouder zullen strijden om de blauw-witte kleuren te doen zegevieren’.

De Archiefgroep

2 maanden geledenBLEDDERS MET VETERS
4 maanden geledenBekerverlies semi-profs UVS eindigt bijna in de rechtbank
8 maanden geledenOude ambtsketens opgepoetst