Bledders met veters
Deel 2: Rondgaan met de hoed redt UVS
In onze maandelijkse rubriek ‘Bledders Met Veters’ nemen wij u mee naar de beginjaren van UVS en doen we, aan de hand van de originele handgeschreven verslagen van bestuurs- en ledenvergaderingen, verslag van het reilen en zeilen van onze pas opgerichte vereniging.
In deel 2 aandacht voor de uiterst moeilijke financiële situatie waarin UVS zich in de eerste jaren na de oprichting in 1914 bevindt.
Mede als gevolg van de enorme werkloosheid in die jaren bezorgt met name het innen van de verschuldigde contributie de penningmeester grote kopzorgen. Met enige regelmaat worden leden geroyeerd, omdat zij niet aan hun contributieverplichtingen voldoen. Sportief gaat het UVS vanaf de oprichting voor de wind, maar als in 1916 de club in een hoerastemming is vanwege toetreding tot de 3e klasse LVB (een vurige wens), slaat die stemming al snel om in treurnis en woede, omdat de penningmeester een graai in de (karige) kas heeft gedaan. Een bedrag van 31 gulden (!) is verdwenen. Een woedende voorzitter Ouwerkerk moet tot bedaren worden gebracht, anders was hij de hoeder over de kas (die in alle verslagen steevast met NN wordt aangeduid) te lijf gegaan. Korte tijd later betaalt de ‘flesschentrekker’ een bedrag van 28 gulden terug. Hij wordt ontheven uit zijn functie, vervangen door J. Lezwijn, en zijn lidmaatschap wordt hem ontzegd. Na wat binnengekomen contributiegelden en kleine uitgaven heeft de club in oktober 1916 welgeteld f 24,60 in kas.
Om de inkomsten wat op te krikken wordt steevast de contributie verhoogd. Van 10 cent per week in 1915 naar 20 cent in 1917. Een verdubbeling binnen twee jaar In oktober 1917 meldt de penningmeester dat het saldo in de kas 154 gulden en 41 cent bedraagt en dat veel leden niet betalen! Dit voldoen van de contributie moet ’s zaterdags gebeuren tussen 8 en 9 uur bij café Hillenaar aan de Schoolstraat 4. Korte tijd later gaat een bode langs de leden om de contributie aan huis op te halen. Iets wat niet iedereen op prijs stelt.
In 1919 vindt nog eens een contributieverhoging plaats naar 25 cent. Werklozen en militairen betalen minder: respectievelijk 15 en 20 cent!
Tijdens bestuurs- en ledenvergaderingen vinden heftige discussies plaats over de wijze van innen van de contributie. Op de Algemene Ledenvergadering van 17 april 1919 geven 30 van de 50 leden aan geen inning meer aan huis door een bode of door de 2e penningmeester te willen. Het bestuur echter besluit in oktober van dat jaar dat er toch weer een bode komt. Het blijft een heet hangijzer.
Door alle kostenverhogingen vanwege de sportieve successen, de feestavonden en vieringen staat er veel druk op de penningmeester die alle touwtjes aan elkaar moet knopen om de club enigszins draaiende te houden. In 1920 verhoogt het bestuur de contributie nog eens naar 50 cent voor alle leden. Werklozen en militairen worden enigszins ontzien en betalen ‘slechts’ 30 cent.
Ondanks al die verhogingen dreigt het financieel tóch nog fout te gaan. Op zondagochtend (!) 20 november 1920 is er een bijzondere ledenvergadering in café Mobilia aan de Jan van Houtkade met op de agenda één punt: Opheffing van de vereniging! Die aankondiging komt goed aan bij de leden en zelden wordt een vergadering zo druk bezocht! De toenmalige redacteur van ons cluborgaan en latere voorzitter Lolkes de Beer:
“ ’t Was te zien dat de meesten in spanning verkeerden want zelden of nooit is een vergadering zoo druk bezocht geweest. De voorzitter (H. Peter/red.) gaf een korte uiteenzetting en het bleek toen dat de leden er schuld aan hadden, immers de meesten hadden zich niet aan het Reglement gehouden en er was misbruik gemaakt van de lankmoedige houding van het bestuur. Men kon het echter aanzien dat de leden zich van schuld bewust waren, want de penningmeester kwam handen te kort om hen te bedienen”.
En zo kon het gebeuren dat het rondgaan met de ‘hoed’ op die gedenkwaardige zondagmorgen in november 1920 in café Mobilia uiteindelijk de redding van UVS is geweest!
De Archiefgroep