Een middag met de archiefcommissie: nog steeds trots op Leidens enige profclub
Door Herman Nanninga & Matthijs Snepvangers
LEIDEN – Tachtig clubs begonnen in het seizoen 1956/1957 aan een nieuw seizoen profvoetbal in Nederland. Elke middelgrote stad had wel een elftal mannen die voor een paar grijpstuivers tegen een bal trapten. In Gouda juichte men voor ONA, Delft beschikte over DHC, in Den Haag speelden ADO en Scheveningen Holland Sport. Leiden kon niet achterblijven en had UVS. De club speelt alweer decennia bij de amateurs, maar ze zijn nog steeds trots op die proftijd: ‘Het was nokkiedruk, een grote attractie waar vier- tot vijfduizend mensen op afkwamen.’Zestig jaar geleden kwam er einde aan het betaald voetbal-avontuur in de Sleutelstad. Toch leeft het bij sommige UVS’ers nog. Elke woensdagmiddag komt de archiefcommissie van de 108 jaar oude vereniging bij elkaar en tussen de jolige steken onder water en kwinkslagen aan elkaars adres, is er ook tijd voor de verenigingsgeschiedenis. Die zeven jaren dat er voor een paar florijnen werd gevoetbald, passeren dan meermaals de revue. Alsof de wedstrijden tegen EBOH, Zeist of De Valk afgelopen weekend waren, in plaats van een mensenleven geleden.
Klik hier voor de TV uitzending van omroep West
Dat ze de wedstrijden van toen nog opdreunen alsof Willem van Zuilen net commentaar heeft gedaan, komt ook door de leeftijd van de herenclub. De vier leden van de archiefcommissie zijn getooid met een grijze coupe en hun vrije uurtjes worden besteed aan oude foto’s, vergeelde clubblaadjes en afbrokkelende papieren ledenlijsten. ‘Door alle verhalen zijn we groots op de club’, zegt Fred Beerenfenger.
‘Toen was geluk nog heel gewoon’
De 74-jarige Beerenfenger is de voorzitter van de groep en weet nog hoe hij als tienjarige naar ‘zijn’ UVS ging. ‘Er waren nog geen stewards’, vertelt hij. ‘Als kleine jongen liep je tot vlakbij de kalklijn aan de rand van het veld. Dat veld liep trouwens bol op, omdat er takkenbossen onderzaten als een soort drainage. Als ik geluk had, kreeg ik van mijn pa of oom ook nog een consumptie. Een blauw zakje chips of een mars. Je zou kunnen zeggen: toen was geluk nog heel gewoon.’Toen UVS in 1955 aan het profvoetbal begon, waren de leden van de archiefgroep te jong om het actief te hebben meegemaakt. Toch kennen ze het reilen en zeilen uit die oertijd van het profvoetbal in Nederland. Dat komt mede door de notulen die ze hebben gevonden in het clubgebouw van Uit Vriendschap Saâm, waar UVS voor staat. Beerenfenger trok een paar jaar geleden het ‘archiefhok’ open en hij trof een beschimmelde bende aan dat de clubgeschiedenis moest voorstellen. Toen hij zag dat de inkt en het papier van wat hem zo lief was, langzaam werd verteerd, riep hij de hulp in van een paar mannen die ‘ook gek waren van de clubgeschiedenis’.
Leiden voetbalstad
In de gevonden notulen kwam meermaals de naam Joop Wondergem voor. De excentrieke voorzitter van UVS, die aan de basis stond van het profvoetbal in de Sleutelstad. De KNVB was in 1954 net overstag en profvoetbal had vaste voet aan de grond in voetbalminnend Nederland. ‘Leiden was toen echt nog een voetbalstad’, weet Beerenfenger.’In de volkswijken liepen echt goede spelers en daarom werd er door de voorzitters van alle clubs een plan gemaakt om Leiden met één goede profclub te vertegenwoordigen. Alleen UVS speelde toen het hoogst van alle Leidse clubs, dus Wondergem vond dat de club UVS moest heten en in het blauw-wit moest spelen. Het hele plan ging uiteindelijk niet door en UVS ging zelfstandig het betaalde voetbal in. Wel kwamen er daardoor spelers van andere Leidse clubs naar UVS toe.’
Terwijl Beerenfenger op de vertelstoel zit, rommelen commissiegenoten Hans Neutenboom en Simon van Meijgaarden door een bak. Foto’s met kortgeknipte mannen uit de jaren vijftig worden afgewisseld met afbeeldingen van voetballers met lange lokken uit de jaren zeventig. Soms komt er een kreet van herkenning of wordt er een naam geroepen: ‘Gerard Desar’. ‘Ons volgende project’ zeggen de mannen over de talloze kiekjes. Het papieren archief is inmiddels ondergebracht bij Erfgoed Leiden dus er is voor de archiefgroep ruimte om te kijken wie er op de foto’s te zien zijn.
Profjaren geen vetpot
De profjaren waren geen vetpot voor de Leidse club. ‘Het heeft altijd aan geld ontbroken en dat is toch nodig bij profvoetbal’, weet Beerenfenger. ‘We speelden een periode goed in de tweede divisie (toenmalig laagste profniveau red.), maar er was ook een periode dat we in de onderste regionen zaten. Je moest naar Zwartemeer in Drenthe of naar Roda Sport in Limburg. De vergoedingen van de spelers waren dermate matig, als ze onderweg een uitsmijtertje aten, dan was het geld op, bij wijze van spreken.’De KNVB wilde begin jaren zestig het profvoetbal inkrimpen, omdat er te veel clubs waren. Verplichte degradatie naar de amateurs kon UVS in eerste instantie net ontlopen, maar in 1962 viel het doek. Volgens Beerenfenger was dit de aanzet tot de gouden jaren. ‘We hadden aardig wat centjes schuld. In dat laatste jaar profvoetbal hoopte de penningmeester in stilte dat we verloren, zodat hij geen winstpremie hoefde uit te keren. Na het profvoetbal konden we terugvallen op onze goede jeugdopleiding en brak de gouden tijd aan in het amateurvoetbal met veel jeugdspelers en kampioenschappen.’
Op zoek naar een schooljongen
Ondanks dat het doorspitten van het archiefwerk veel van de geschiedenis duidelijk maakt, heeft de archiefcommissie nog wel een ‘gouden vraag’: wie was de jongen die op 11 oktober 1959 een blauw oog opliep tijdens een thuiswedstrijd tegen het Rotterdamse Xerxes. Voor deze anekdote laat Beerenfenger het woord aan collega Van Meijgaarden.
‘UVS kwam tijdens die wedstrijd op 1-1’, vertelt hij met passie. ‘Een aantal jongens liep het veld op, maar dat vond een van de Xerxes-mannen niet zo leuk. Die gaf een enorme klap aan die jongen waardoor hij gewond raakte aan zijn hoofd. De wedstrijd werd gestaakt en de jongen onder begeleiding van het veld gebracht. Wij willen wel weten wie die jongen was. Eerdere oproepen hebben nooit geholpen, dus het zou wel leuk zijn als we erachter kwamen wie het betrof.’Weet jij wie de toentertijd ongeveer 13-jarige schooljongen was, die in 1959 op zijn gezicht werd geslagen? Mail dan naar de sportredactie van Omroep West.